Select Page

Uit de nieuwskeuken van Seven – Gedachte

Uit de nieuwskeuken van Seven – Gedachte

Beste lezers,

Tournée Minérale! “Sommige dingen kan je alleen maar vaststelllen.” De lucht draagt weer grijs, als eentonig uniform in de eerste dagen van februari.

Boris, de hond van boer Nest stapt door het veld. Het regent hard, de aarde ligt nog diep te bed en de mist sluimert nog over de jonge morgen. In de greppels ligt het water uit de hemelsluizen er stil bij. De beek aan de bosrand voelt zich toch een beetje beduusd met al dat water in zich.

Elbert (al vroeg wakker) bladert door grauwe velden die doorweekte stoppels vertonen. De krakende dode weilanden ten einde van droeve regendagen maken een loos gebaar. Het is kil voor wie de warmte mist. Een vogel zoekt -voorlopig vruchteloos- stro om een nest te maken.

Vroeg, té vroeg wakker en terwijl ze op de klok kijkt draait ze zich nog even om. “Ik heb nog tijd”, denkt ze.

Elke nacht omhelst intiem haar dromen, een beetje dwalend in ’t onverwerkte van een vervlogen dag. Wanneer de nacht bijna verkeken is, het eerste licht wakker maakt omarmt ze nog enigszins vermoeid haar dromen.

Langsheen een rij vuurtorentjes tekent een veeg wind zich zonder betekenis.

Verbinden -haaks op- verwerken overmand de nestwarmte terwijl op het kastje een omgeslagen bladzijde tot leven komt. Ook Bert Deben zoekt “de weg”.

Ik zocht nooit echt naar wat ik vond

er was gewoon een leven lang

een soort van vreemde samenhang

van wat moest zijn en reeds bestond

en als ik zocht, was het op plekken

waar leven meer een voelen was

geen wegenmap of geen kompas

ik zocht nooit echt, ik wou ontdekken

het lag, denk ik, al klaar voor mij

ik moest het enkel leren zien

en af en toe wat meer doorgronden

het meeste ging ook weer voorbij

ik zocht het nooit, het heeft misschien

veel eerder altijd mij gevonden.

Gonggrijp heeft zijn paraplu bij. Ochtend, regen en wind. In een dichtbundel herschikken zinnen zich.

Het regent je als zonet, het regent je klaarblijkelijk als tijd wint van nooit aflatend geduld en het zich laat blijken in zoals het schijnt. Lenaerts wandelt langsheen de muren. Geparafraseerd kronkelt verdriet zich in een schrijn dat zich af en toe opent. Haar ogen priemen zich vast op het dunne uitzicht uit het raam, het ijle licht als een Vermeer. Afwisselend knippert ze met en sluit ze haar ogen. Buiten bomen kaal en donker, kriskras door elkaar. Even lijkt het of een solist een vluchtige melodie speelt die ze kwijt is zodra ze opkijkt.

Ik nip aan mijn derde tas koffie. Buiten vechten paraplu’s een gevecht uit met natuurelementen. ‘De rosse’ slaapt nog en hoort niet hoe ik me afvraag hoe het nog zou gaan met de mensen van Unterlauten? Mijn vraag krijgt géén antwoord. Met zachte aanslag schrijf ik een “JIJ ZIET ME GRAAG GEDACHTE”.

Een kort verhaal waarin ik slaapoogjes -nog even vechtend tegen de nieuwe dag- lichtjes weggezonken in een hoofdkussen laat rusten. Ik laat haar denken aan tedere knuffels. Cursief laat ik hun samen zonder gepraat -maar met ware liefdes tederheid- verstrengelen in elkaars armen om ware liefde te delen. Zijn lieve kusjes op haar voorhoofd zijn woorden uit een zoveelste boekdeel.

Ik laat haar terug denken aan die mooie dagen aan zee, aan de zon en zijn grapjes. Herinneringen die stiekem onverwacht uit haar ogen komen vloeien uit de letterbak en rollen over haar wangen. Hier -zo op papier- ziet ze hem met haar half geopende oogjes en voelt ze hem in gedachten dichtbij.

In haar kleine schriftje een prachtzin : * Jij ziet mij graag zoals ik ben* Zeven woorden, alleszeggend over haar ware liefde voor hem.

Als de morgen het wint van de nacht laat ik haar traag naar beneden lopen. Met beide handen omknelt ze dan een warme mok geurende koffie en lijkt het of ze zijn warmte tussen haar vingers voelt. Glimlachend begint een nieuwe dag, waarin ze weer van hem houden zal.

Zaterdagochtend, de radio op zacht. Nog koffie. Méér dan mijn bekommernis om de mensen van Unterlauten denk ik aan de littekens van haar ziel. Februaridagen, regen.

Gisteren hadden regen en wind ook al hun eigenzinnig spel gespeeld. Terwijl ik lurk aan een eerste sigaar (ik weet het, no good) speelt mijn zesde zintuig mij parten.

Een gevoelsmens als ik worstelt soms met gevoelens.

Uit mijn bibliotheekkast pluk ik een werk weg van H.C.Berendt :”Voorgevoelens”. ‘De rosse’ (ondertussen wakker) stoort er zich niet aan, zelfs niet als ik haar zeg dat voorkennis, of precognitie, niet bepaald een zeldzaam fenomeen is.

”Ik heb/had het voorzien!” heeft iedereen al wel eens gezegd.

Ik trek mijn jas aan. Wandelend in het park regent mijn gezicht vol. Haastige weekendse forenzen (die een short-cut nemen naar het station) hebben géén aandacht voor mijn mijmeringen. Op een doorweekt stukje papier schrijf ik neer (in vraagvorm) of de mensen van Unterlauten het goed stellen, of Gonggrijp zijn paraplu het wel hield in de regenvlaag en of mijn zesde zintuig het allemaal goed inschatte. Maar nog méér dan dat vraag ik me af of mijn muze en ik een maand ‘droog’ kunnen blijven want meedoen aan Tournée Minérale vraagt een inspanning hé. We zien wel.

Tot meer lees, volgende week.

Bruisende groet,

Seven.

About The Author

mm

Wilfried Defillet schrijft al jaren als freelance-journalist en was o.a. correspondent van GvA voor het district Deurne. Hij werkt mee aan buurtbladen zoals 't Vliegerke en Borgerblad

Leave a reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *